HOME
DE WEG VAN GINNEKEN NAAR BAVEL

Bestrating van en tolheffing op de weg van Ginneken naar Bavel in de achttiende en negentiende eeuw door
Ad Jansen


Inleiding

De weg van Ginneken naar Bavel liep tot voor enkele jaren via de Bavelselaan en de Bavelseweg naar 't Haantje in Bavel.

Sedert enkele jaren loopt deze eeuwenoude verbinding tussen de dorpen Ginneken en Bavel dood op de rijksweg A27 (zie foto 1).
Hoe oud deze weg is, is niet precies te zeggen. Omstreeks de elfde en twaalfde eeuw moet er echter zeker al een route zijn geweest van Ginneken via Bavel naar Gilze.

Foto 1:
De oude weg van Ginneken naar Bavel is doorbroken door de aanleg van Rijksweg A27 (foto A.W. Jansen, 1996).

Situatie, aan De Driehoek

Tot halfweg de negentiende eeuw waren de meeste wegen in de omgeving van Ulvenhout en Bavel nog niet verhard.
Een uitzondering vormde de Steenweg van Breda via Ginneken naar Ulvenhout. Deze kwam in twee fasen tot stand. In 1683 werd het gedeelte vanaf de vesting Breda tot in het dorp Ginneken met kasseien bestraat.
In 1712 werd de bestrating verlengd tot aan het einde van de Dorpstraat in Ulvenhout, van uit Ginneken liepen er zandwegen naar Princenhage, Heusdenhout en Bavel.
De eerste was in 1683, tegelijk met de aanleg van de Steenweg, alleen het gedeelte tot aan de Duivelsbrug werd van een bestrating voorzien.



De Bavelselaan in de achttiende eeuw

Het dorp Bavel is ontstaan in dezelfde periode als het Ginneken. In de dertiende eeuw was er een kapel, welke tegelijk met die van Ginneken van de moederkerk in Gilze werd afgescheiden en tot zelfstandige kerk en parochie werd verheven.
In die tijd was er dus zeker reeds een weg van Ginneken naar Bavel. In hoofdlijnen volgde deze hetzelfde tracé als nu de Bavelselaan en de (oude) weg naar 't Haantje in Bavel.
Vanaf deze splitsing liep de zandweg via de huidige Kerkstraat in dat dorp naar de splitsing bij de huidige kerk en vandaar naar Gilze.
Het eerste gedeelte van de Bavelselaan liep tot 1758 echter anders dan nu. Dit Bavelstraatje was een smal pad, dat met een flauwe bocht dicht achter de tuinen van de huizen van de Ulvenhoutselaan liep. Het was een gebuurweg , eigendom van de bewoners van die huizen en van de eigenaren van de aanpalende landerijen.
Vlak voor de kruising met de huidige Kerkhofweg kwam dit pad uit op de huidige Bavelselaan.
De twee bijgevoegde tekeningen van de situatie in de punt tussen de Ulvenhoutselaan en de Bavelselaan laten zien, dat het oude Bavelstraatje nog bestond, toen omstreeks 1827 de eerste kadasterkaarten werden getekend, maar dat het oude tracé omstreeks 1850 voor een groot deel verdwenen was.
De splitsing van de Ulvenhoutselaan en Bavelselaan in Ginneken omstreeks 1828 en 1855. Door herverkaveling van de percelen van de in die periode herbouwde herenhuizen aan het begin van de Ulvenhoutselaan, is het Oude Bavelstraatje verdwenen (tek. A.W. Jansen)
Schout en schepenen van de Heerlijkheid Ginneken en Bavel vonden in 1758, dat het pad vervangen moest worden door een gemeente weg of heerbaan , dit niet alleen tot voordeel van de bewoners van Overakker, maar vooral terwille van het doorgaande verkeer.
Op 15 februari 1758 besloot het dorpsbestuur een request te zenden aan de Domeinraad van de Prins van Oranje om het z.g. Bavelstraatje te mogen verbreden en recht te trekken. Hiervoor moesten een aantal percelen grond worden getaxeerd en aangekocht. Het verzoek moest nog een keer worden herhaald, omdat de Domeinraad van Mevrouw de Douarière Princesse van Orange en Nassau geen haast maakte met de behandeling.
Bij besluit van 28 augustus 1758 werd toestemming verleend om: het straatje loopende van de Kuip van het Dorp van Ginneken na Bavel, te vergrooten en te Land daar toe noodig en naast voorschr. van de resp, ingelanden bij Taxatie als neemen... verbreeden.
Landmeter Damen kreeg opdracht een plan en de sloten af te bakenen. Enkele maanden later kon spawerk worden aanbesteed.
Dat moesten de inwoners Bavel en Overakker gedeeltelijk zelf uitvoeren. Op november vaardigde het bestuur van Ginneken en Bavel ordonnantie uit, dat iedere dag vijf of zes ingezetenen met karren, paarden en enige arbeiders met schoppen moesten verschijnen om aan de weg te werken.
De aarden baan kreeg een breedte van 32 voeten, gemeten in Bredase landmaat van 20 voeten per roede, terwijl voor de sloten aan iedere zijde vijf voeten werd gerekend. Daarmee werd de Nieuwe Baan ongeveer dertien meter breed. De baan zelf was daarmee iets smaller dan die van de Steenweg, die 40 voeten mat.
Het spawerk werd aanbesteed op 3 januari 1759. Intussen had de landmeter vastgesteld, dat voor de Nieuwe Baan naar Bavel 529 (vierkante) roeden moesten worden onteigend van totaal acht eigenaren. Het ging dus om bijna 2 hectare grond, die door de landmeter getaxeerd werden op totaal 1022 gids en 10 stuivers.
De Nieuwe Baan bleef echter een zandweg en verkeerde al spoedig in een deplorabele staat. Dit leidde al enkele jaren later tot de wens een gedeelte te bestraten met keien.
In 1764 besloot het dorpsbestuur om met de nog aanwezige voorraad keien een stukje steenweg aan te leggen, te beginnen bij de school in Ginneken. Deze stond toen aan de huidige Raadhuisstraat, op de plaats waar nu de Vianden-laan begint.
Er werd zelfs besloten om nog een schip met 20 tot 22.000 keien te laten komen, zodat de bestrating nog verder kon worden doorgetrokken in de richting van Bavel. Het bestrate gedeelte had naar schatting een lengte van 180 tot 200 meter vanaf de Raadhuisstraat en reikte dan ook niet verder dan de kruising van de Nieuwe Baan met de huidige Kerkhofweg .
De kosten kwamen geheel voor rekening van de heerlijkheid Ginneken en Bavel. In tegenstelling tot de Steenweg van Breda naar Ginneken werd er geen weggeld van de gebruikers geheven.

De weg naar Bavel in de negentiende eeuw

Nadat het eerste deel van de huidige Bavelselaan in 1764 bestraat was, bleef deze situatie bijna een eeuw onveranderd.
Pas na 1850 werd het bestraten van de belangrijkste verbindingswegen voortgezet. In de gemeente Ginneken en Bavel werden toen de wegen vanaf Ulvenhout naar Strijbeek en Chaam verhard.
De leden van de gemeenteraad afkomstig uit Bavel uitten in 1858 de wens de bestrating van de weg van Ginneken naar Bavel verder door te trekken tot in hun dorp.
Een commissie uit de raad kreeg de opdracht een en ander nader te bekijken.
Begin 1859 bracht de commissie verslag uit aan de gemeenteraad. De weg was 3.225 meter lang en zou een bestrating moeten krijgen ter breedte van 2.70 meter.
Per strekkende meter waren er 189 keien nodig, totaal dus 609.525 stuks. Dat zou minstens Fl. 25.000,-gaan kosten.
De commissie stelde echter voor gebruikte straatstenen uit Rotterdam te nemen, die voor Fl. 11,50 per 1000 te koop waren. Het vervoer zou nog eens Fl. 5,-per 1.000 keien vergen. Het leggen werd begroot op 22 cent per strekkende meter .
De commissie raamde de totale kosten op rond Fl. 11.000,-.
De raad nam op 28 februari 1859 een principebesluit om tot uitvoering over te gaan. De bovengenoemde raadscommissie werd hierbij belast met de uitvoering van het project. Uit de gemeentekas werd haar een bedrag van Fl. 5.000,- ter beschikking gesteld, plus nog Fl. 1.000,- gedurende zes opvolgende jaren.
Het totale krediet bedroeg dus Fl. 11.000,- .
Na een bezoek aan de directeur van gemeentewerken te Rotterdam wist de commissie in april te melden, dat er onmiddellijk 170,000 keien beschikbaar waren. Naarmate daar de uitleg van de stad vorderde, kwamen er ieder jaar ongeveer 150 tot 170.000 oude keien vrij.
De bestrating zou zo binnen enkele jaren voltooid kunnen zijn. Op 9 april 1859 nam de gemeenteraad dan ook het definitieve besluit het project uit te voeren. Ter financiering van het bedrag van Fl. 5.000,- dat de gemeente beschikbaar stelde, werd een lening van Fl. 3.000,- afgesloten, terwijl de overige Fl. 2.000,- konden worden gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van de toren van de kerk van Bavel aan de parochie.

Belasting in natura

Het gereedmaken van de aarden baan en het vervoer vanaf Breda zou in de vorm van een belasting in natura worden opgelegd aan de ingezetenen van de gemeente Ginneken en Bavel. De bewoners van Bavel en van het gedeelte van Overakker waardoor de weg liep, moesten de dubbele arbeid verrichten tegenover de overige inwoners van de gemeente.
Deze vorm van verplichte dienstverlening door de burgers was vroeger zeer gebruikelijk. Ook bij de aanleg van de Steenweg van Breda naar Ginneken in 1683 moesten de ingezetenen verschijnen met paarden en karren, spaden en schoppen, om den wech met sant op te werpen .
In dezelfde raadsvergadering van 9 april 1859 werd de verordening vastgesteld voor de verplichting tot het leveren van arbeid en hand- en spandiensten voor het onderhoud en aanleg en verbetering der gemeentestraten, wegen en voetpaden en het vervoer der materialen .
Ieder gezinshoofd binnen de gemeente was hieraan onderworpen. Wanneer men paarden had moest men leveren twee dagen voerens, de dag twaalf uur werk, door elk paard boven drie jaar, voorzien met de nodige middelen van vervoer en werktuig .
Iedere belastingplichtige in de hoofdelijke aanslag en niet in het bezit van paarden, moest twee dagen arbeid leveren; de overige belastingplichtigen één dag, mits men niet door ouderdom of ziekte was vrijgesteld.
Men kon zich echter laten vervangen of de verplichting afkopen voor 70 cent per dag arbeid of drie gulden voor een dag voerens.
Tolheffing
De bestrating was in december 1860 reeds voor de helft gereed. Begin 1863 was de gehele weg naar Bavel met keien bestraat.
De kosten van het onderhoud van de weg en de aflossing en rentebetaling van de geleende gelden moesten worden opgebracht door tolheffing. De gemeenteraad stelde de tolverordening vast op 31 juli 1862.
Datum van ingang: 1 januari 1863. In verband met de vele zijwegen kwamen er op het traject van 3.225 meter twee halve tollen. De eerste boom kwam te staan bij de gemeentemolen Het Fortuyn (kruising met de Kerkhofweg), met een concurrentie van 100 meter in westelijke en oostelijke richting.
De tweede tol stond bij 't Haantje in Bavel, met een concurrentie van 150 meter westwaarts. Deze concurrentie hield in, dat de tolgaarder binnen deze grenzen kon wonen en de tolboom zonder verandering van de tolbeschikking voor zijn huis geplaatst kon worden.
De tarieven werden vastgesteld volgens de rijksregeling van 1833. Voetgangers hoefden geen tol te betalen. Voor een los paard of muilezel was echter 1 cent verschuldigd, voor een runder-beest , kalf, schaap, ezel of varken slechts een halve cent.
Een kudde schapen van 20 tot 50 schapen kostte 7 1/2 cent, terwijl een schaapsherder voor 50 of meer schapen 12 1/2 cent verschuldigd was. Een rij- of voertuig op 2 wielen mocht de boom passeren voor 2 cent, maar stonden er vier wielen onder, dan was de tol 2 1/2 cent.
Inwoners van Ginneken en Bavel konden het weggeld afkopen tegen Fl. 1,-per jaar voor een paard of ander trekdier; voor ieder paard meer betaalde men 50 cent extra.
De tollen werden niet verpacht, zoals dat op de weg van Breda via Ginneken en Ulvenhout naar Strijbeek gebruikelijk was.
Er werden twee ter plaatse wonende tolgaarders aangesteld. Bij de eerste barrière op de hoek van de huidige Kerkhofweg was dat Hendrik de Kanter (1819-1873), van beroep metselaar; voor de tolheffing in Bavel werd de wagenmaker J.Lensen aangesteld. Voor het incasseren van de tolgelden kregen deze tolgaarders eenderde deel van de opbrengst.
Veel hadden ze echter niet te doen. De meeste inwoners van Overakker en Bavel kochten de tol af, waarvoor ze een doorlaatbewijs ontvingen. De totale opbrengsten varieerden tussen Fl. 120,- en Fl. 150,- per jaar. Hiervan werd slechts eenderde deel aan de barrières door de tolgaarders geïncasseerd. De Kanter ontving in 1864 Fl. 36,60 en in 1865 Fl. 30,09; J.Lensen incasseerde in die jaren respectievelijk Fl. 7,185 en Fl. 12,555. In 1872 bracht de tol bij de gemeentemolen aan losse betalingen slechts Fl. 18,26 op, die in Bavel Fl. 16.05.

Foto 2:
Tussen de IJpelaar en de Dorstseweg lag vanouds de herberg 't Haantje, waar echter al vele jaren niet meer getapt werd.
De achttiende-eeuwse herberg 't Haantje. Seminarieweg 2/4. Bavel
(foto A.W. Jansen, 1994).


Foto 3:
De woning en werkplaats van de familie Lensen, Oude Breda-seweg 4, Bavel, Anno 1903 (foto A.W.Jansen, 1994).

Het plaatsen van tolbomen leidde vaak tot het ontstaan van een cafeetje in het huis van de pachter, dat tevens als tolhuis fungeerde.


Foto 4:
Café 't Haantje, Kerkstraat 47, Bavel, door A.Havermans, werd omstreeks 1970 gesloten.
In 1912 kreeg het café de huidige vorm 1994). begonnen in 1868 voor het publiek (foto A.W. Jansen,

Wat gebeurde met name op de klinkerweg van Ulvenhout naar Strijbeek, waar de pachters van de tol bij 't Hoekske (splitsing Strijbeekseweg / Chaamseweg) en op de hoek van het Molenstraatje in Strijbeek (hoek Markweg / Strijbeekseweg) tapper werden en een café begonnen .

De weg naar Bavel werd minder druk bereden door doorgaand verkeer dan die naar de grens in Strijbeek. De eerste boom, bij de molen Het Fortuyn (hoek Kerkhofweg), stond vrij dicht bij het centrum van Ginneken, waar de reiziger al voldoende gelegenheid had gehad om af te stappen . Wel was er in de buurt van de molen een buurtcafé (Bavelselaan 31/33).
Anders lag het echter bij 't Haantje in Bavel. Hier kwamen verschillende wegen bij elkaar: de weg van Ginneken naar Bavel, van Heusdenhout via IJpelaar naar Bavel en de weg vanaf 't Haantje naar Dorst. Op de hoek van de weg naar

Foto 5:
De kruising van de Oude Bredaseweg / Dorstseweg met de Seminarieweg / Kerkstraat , met rechts de voormalige herberg 't Haantje, links Seminarieweg 1 (foto A.W. Jansen. 1994).


Op de nieuwe keiweg naar Ginneken werd volgens de tolbeschikking een boom geplaatst nabij 't Haantje. Johannes Lensen (1807-1887) werd hier aangesteld als tolgaarder.
Hij was wagenmaker van beroep, sedert omstreeks 1843 gevestigd aan het begin van de weg, nu Oude Bredaseweg 4 (foto 3).
Hij had kennelijk geen belangstelling om er een café bij te beginnen. Aan de overzijde woonde echter Adrianus Havermans, winkelier in le en 2e soort waren , die in 1868 voor het eerst patent als tapper kreeg.
Hij bouwde een nieuw pandje op de hoek van de huidige Kerkstraat en begon er naast zijn winkel een cafeetje. De tolheffing ter plaatse zal hierbij ongetwijfeld een rol gespeeld hebben.
In 1912 kreeg het café de huidige vorm (foto 4). Café 't Haantje bleef ruim een eeuw bestaan. Het werd omstreeks 1970 gesloten, maar het interieur bleef nog 25 jaar ongewijzigd.
Drie generaties Havermans zijn er tapper geweest. In 1995 werd het door de familie Havermans verkocht. In het pand is nu een kapperszaak gevestigd.

Geen tolhuizen op de weg naar Bavel

De provincie Noord-Brabant wilde in de jaren na 1870 komen tot een algehele afschaffing van de tolheffing in Noord-Brabant. Na overleg met het gemeentebestuur werden de tollen in de gemeente Ginneken en Bavel per 1 januari 1875 opgeheven.
De provincie betaalde aan de gemeente jaarlijks een afkoopsom van 55% van de onzuivere opbrengst der tollen.